Historie van de kerk

Een 'regionale variant' van de Amsterdamse school

Noem de kerk van Onderdendam de ‘regionale variant’ van de Amsterdamse school; het gebouw is een gaaf voorbeeld van de ‘expressieve’ stroming in de architectuur van de twintigste eeuw. Zowel de vormgeving als materiaalgebruik en de samenhang tussen in- en exterieur laten een duidelijke verwantschap zien met de Amsterdamse school.

De uit gesinterde roodbruine bakstenen opgebouwde kerk , de pastorie en het hekwerk zijn alle ontworpen door architect Albert Wiersema en in 1933 opgeleverd. De façade, waar de deels uitgebouwde toren bovenuit steekt, is bijna driehoekig. De kerk heeft aan weerszijden een tweezijdige uitbouw met een driehoek als plattegrond. Deze uitbouwen vergroten de kerkzaal en geven deze zijn uitgesproken vorm: een zeshoek met een breder rechthoekig middendeel. De grote verticale ramen van de uitbouwen zorgen voor ruim voldoende licht in de kerkzaal.

De toren wordt gedekt door een naar buiten gebogen zadeldak van koper met daarop een koperen kruis. De hoogte wordt geaccentueerd door een lange, verticale en inspringende sleuf met kleine, horizontale, bakstenen elementen. Dit zorgt voor een speels evenwicht. In de voet van de toren zit de entree in een iets uitgebouwd portaal met dubbele halfronde deuren gedecoreerd in de stijl van de Amsterdamse School.

Het interieur is grotendeels in oorspronkelijke staat. Het rechthoekige middenstuk van de kerkzaal wordt overkapt door een in hout uitgevoerd parabolisch gewelf. Dit type gewelf is ook te vinden in kerken van Egbert Reitsma; Albert Wiersema werkte met hem samen, bijvoorbeeld bij de Goede Herderkerk te Bedum.

De witgepleisterde wanden hebben een houten lambrisering aan de onderkant. De vloer is van hout en loopt vanaf de kansel iets op. Het bankenplan is waaiervormig met houten banken in de stijl van de Amsterdamse School. Aan de westzijde, op een podium in een ondiepe rechthoekige nis, staat de kansel; deze heeft aan weerszijden een trap. Links en rechts van de kansel zitten deuren in de stijl van de Amsterdamse School en houten banken voor leden van de kerkenraad. De hoge vensters van de kerkzaal hebben gekleurd glas-in-lood met geometrische motieven.  Het orgel uit 1936 op een iets uitkragende verdieping boven de kansel heeft nauwelijks monumentale waarde.